Kosten van de gemeenschappelijke huishouding
In het kader van die verzorgingsplicht leggen de partners vast hoe en in welke verhouding zij bijdragen aan de gemeenschappelijk kosten van de huishouding.
Voorbeelden van kosten van de huishouding:
– dagelijkse boodschappen
– water en energiekosten
– opvoeding en verzorging van kinderen die tot het gezin behoren
– huur of hypotheekrente
– kosten vervoer
– gezamenlijke vakanties
– kosten medische verzorging
– kosten verzekeringen, voorzover geen premies van levensverzekeringen
– dat wat partners in onderling overleg verder nog tot de kosten van de huishouding
rekenen
Voorbeelden van kosten die niet behoren tot de kosten van de huishouding:
– privé uitgaven
– aankoop van een gemeenschappelijke woning
– aankoop inboedel
– aankoop auto ten behoeve van gezamenlijk vervoer
– premies voor levensverzekeringen
Verdeling kosten huishouding
De kosten van de huishouding dragen de partners in beginsel naar evenredigheid van hun inkomen. Dit voorkomt dat een andere Verdeling, bijvoorbeeld bij helfte, zou kunnen leiden tot een onredelijke Verdeling van de kosten.
Denk bijvoorbeeld aan het ontstaan van een groot inkomensverschil bij ontslag of in het geval een van de partners minder gaat werken om voor de kinderen te gaan zorgen. Zo’n partner zou dan niets overhouden of zelfs moeten putten uit eigen vermogen om zijn/haar aandeel te kunnen betalen.
Doorgaans neemt een Notaris in het contract de mogelijkheid op om jaarlijks schriftelijk af te wijken van deze draagplicht Verdeling.
Stel, je spreekt af naar evenredigheid van inkomsten en de kosten voor het huishouden zijn € 1.000 per maand. De één verdient € 1.500 per maand en de ander € 3.000. De verhouding tussen de inkomens van de partners is dus 1:2. De partner die € 1.500 verdient draagt 1/3 van de kosten (€ 333 ), de ander 2/3 (€ 666).